Het FAVV heeft vandaag 30 januari een persbericht verspreid naar aanleiding van de risico’s verbonden aan het snijden van pootgoed. Het volledige persbericht van het FAVV kan je hieronder nalezen.


 

 

 

Bericht over de fytosanitaire risico’s die samenhangen met

het gebruik van doorgesneden pootaardappelen

 

30/01/2017

Bericht over de fytosanitaire risico’s die samenhangen met
het gebruik van doorgesneden pootaardappelen

Het FAVV wenst er in de eerste plaats aan te herinneren dat de gewestelijke voorschriften het op de markt brengen van doorgesneden gecertificeerd pootgoed verbieden en eveneens het doorsnijden verbieden van pootgoed dat bestemd is voor de productie van gecertificeerd pootgoed. Het huidige bericht heeft eveneens betrekking op de fytosanitaire risico’s gerelateerd aan het doorsnijden van pootgoed door de landbouwers of op hun vraag met het oog op het telen van aardappelen, die niet bedoeld zijn als gecertificeerd pootgoed. Het verduidelijkt de voorzorgsmaatregelen die genomen moeten worden om de risico’s te verlagen.

Gebruik van doorgesneden pootgoed: een risicovolle praktijk

Bepaalde aardappeltelers snijden hun pootgoed voor het planten door of laten het doorsnijden. Deze praktijk heeft zelfs de neiging zich uit te breiden tijdens jaren waarin de prijs van pootgoed verhoogd is (bijvoorbeeld in 2017).

Het Agentschap wenst eraan te herinneren dat wanneer het doorsnijden niet op geschikte wijze gebeurt, snel en massaal schimmel-, virus- of bacterieziekten en in het bijzonder quarantaineziekten kunnen worden verspreid. Als de bij het doorsnijden gebruikte uitrusting (palloxen, transportbanden, …) en gereedschap (messen) niet voortdurend worden ontsmet, worden de schadelijke organismen immers van de ene naar de andere aardappel van een partij doorgegeven en vervolgens overgebracht naar de andere partijen waarvoor dezelfde uitrusting wordt gebruikt.

Er worden elk jaar talrijke voorvallen gemeld : de gevolgen zijn vaak erg nadelig voor de betreffende telers (slechte opkomst als gevolg van bacterierot, slecht groeiende planten als gevolg van de ontwikkeling van virussen, …). De Belgische telers hebben tot nog toe nooit te maken gekregen met besmettingen met quarantaineziekten als gevolg van het gebruik van doorgesneden pootgoed. Niemand is echter gevrijwaard van dat risico. In het verleden, moesten de Nederlandse fytosanitaire autoriteiten een sensibiliseringscampagne opzetten voor hun telers nadat talrijke gevallen van ringrot (Clavibacter michiganensis ssp sepedonicus) werden vastgesteld die een gevolg waren van besmetting door contact tijdens het doorsnijden van pootgoed. Bovendien sneden bepaalde betrokken pootgoedtelers ook pootgoed voor derden en verhogen zo het risico op kruisbesmetting tussenpartijen van verschillende oorsprong.

Goede praktijken

Om dat risico aan te pakken werkte de sector , samen met het FAVV, een bijzonder hoofdstuk daarover uit voor de autocontrolegids voor de primaire productie G040(http://www.vegaplan.be/nl/landbouwers-loonwerkers/documenten/plantaardig) Module A – Bijlage “Snijden van aardappelpootgoed”.Daarin worden de goede praktijken beschreven die moeten worden toegepast als de teler het nuttig acht om zijn pootgoed door te snijden of te laten doorsnijden.

Voor alles moet elke betroffen producent zichzelf de volgende vragen stellen:

–    Is de fytosantaire kwaliteit van de partij die ik wil doorsnijden perfect?

Enerzijds kan een te hoog percentage besmette aardappelen de hele partij beschadigen ; Anderzijds kan de eventuele aanwezigheid van een besmetting met een quarantaineorganisme uiterst zware gevolgen hebben die samenhangen met de toegepaste uitroeiingsmaatregelen (het betrokken bedrijf en de verdachte partijen worden geblokkeerd, betreffende partijen worden vernietigd of behandeld in quarantaineomstandigheden, traceerbaarheidsonderzoek bij alle betrokken bedrijven en daarbij eventuele toepassing van dezelfde uitroeiingsmaatregelen, …).

–    Is het echt nodig om mijn pootgoed door te snijden?

De verwachte winst zou moeten worden afgewogen tegen de omvang van de financiële risico’s.

 

Als de beslissing om het pootgoed door te snijden is genomen:

–    mag de landbouwer alleen pootgoed planten dat hij zelf heeft doorgesneden of heeft laten doorsnijden door een loonwerker die hij daartoe de opdracht heeft gegeven; als het doorsnijden gebeurd is in Nederland of in enige andere lidstaat moet, op verzoek, aan de controleurs van het Agentschap een officiële verklaring van de fytosanitaire autoriteiten van het betreffende land worden voorgelegd waarin wordt gegarandeerd dat alle goede fytosanitaire hygiënepraktijken in acht werden genomen;

–    het doorsnijden moet gebeuren in overeenstemming met de goede praktijken.

 

Wat gebeurt er bij besmetting met een schadelijk quarantaineorganisme?

Als het Agentschap tijdens het naar aanleiding van de vaststelling van een besmetting met een quarantaineorganisme uitgevoerde onderzoek sterk vermoedt dat de oorzaak van de besmetting ligt in het doorsnijden van pootgoed worden alle pootgoedpartijen die in dezelfde installaties werden doorgesneden of alle partijen nakomelingen van de knollen (poot- of consumptieaardappelen) als verdacht beschouwd. Zij zijn dan onderworpen aan alle in de voor elk quarantaineorganisme

specifieke wetgeving vastgelegde voorschriften die meestal voorzien in bewarend beslag, bemonstering met het oog op analyse en alle uitroeiingsmaatregelen bij bevestiging van de besmetting. Die maatregelen gelden eveneens voor de partijen die worden beschouwd als « waarschijnlijk besmet » (vanwege geïdentificeerde mogelijke contacten of klonale verwantschap met de besmette partij) zelfs als bij de analyses ervan geen besmettingen konden worden teruggevonden.

 

Wat met de mogelijkheid tot schadevergoeding door het zogenaamde
« solidariteitsfonds » krachtens het KB van 5 december 2004?

Als de besmetting samenhangt met het gebruik van doorgesneden pootaardappelen is de teler duidelijk aansprakelijk omdat het Agentschap, zoals hierboven vermeld, het doorsnijden van pootgoed beschouwt als een methode die een groot fytosanitair risico inhoudt. Bij het onderzoek moet dan ook worden nagegaan of de betrokken landbouwers alle preventieve maatregelen hebben toegepast in overeenstemming met de door het Agentschap erkende goede praktijken. Als de onderzoeken tekortkomingen op dat vlak aantonen wordt de uitbetaling van de schadevergoedingen geweigerd op grond van de vastgestelde voorwaarden uit artikel 9 van het hierboven bedoelde Koninklijk Besluit.

Directie Plantengezondheid en Veiligheid van de Plantaardige producten

DG Controlebeleid

FAVV