Het aanbod – of eerder gebrek? – aan pootgoed blijft de gemoederen beroeren in aardappelland. Vooral bij onze Noorderburen is het onderwerp zowat dagelijks in de online media terug te vinden. Zeker nu de voorbije weken de klassieke telersvergaderingen met de NAK hebben plaatsgevonden.

Groeischeuren

Het groeiseizoen 2016 zal de geschiedenisboeken ingaan als een jaar met een lagere opbrengst en veel groeischeuren, zowel in consumptie als in pootgoed. Dit terwijl de verwerkende industrie – vooral in België – nog steeds verder aan het uitbreiden is, wat leidt tot een toenemende vraag naar aardappelen en groeiend areaal. De groeischeuren in het pootgoed – die normaal maximum 0,5 cm mogen zijn – zorgen voor een schaarser aanbod, terwijl de vraag groter is. Om illegale handel van pootgoed met groeischeuren tegen te gaan, besliste de NAK om de normen te verruimen, nl. groeischeuren toe te staan tot 1,5 cm diep. Deze beslissing werd genomen op 8 december, toen het sorteer- en verkoopseizoen al volop bezig was. Begin dit jaar werd een gelijkaardige verruiming ook in Vlaanderen toegestaan (zie bericht) en later ook in Wallonië.

Uiteindelijk blijkt dat door de norm verruiming minder pootgoed extra beschikbaar komt. In Nederland spreekt men van amper 128 ha (of 0,3% van het areaal) in klasse B. Het is enkel deze klasse die ook naar het buitenland mag geëxporteerd worden. Een steekproef van de Vlaamse keuringsdienst leert dat 0,9% van de partijen knollen bevatten met groeischeuren meer dan 1,5% en 17% van de partijen hebben groeischeuren die minder dan 1,5 cm diep zijn .

Meeleverplicht

Om te vermijden dat uitgesorteerd pootgoed met groeischeuren alsnog zijn weg vindt naar de markt, verplicht het kweekbedrijf Agrico nu zijn telers om dit uitgesorteerd pootgoed ook af te leveren aan Agrico. Dit staat vermeld in de contracten, maar werd tot op heden nog nooit in de praktijk gebracht.

Erwinia

Op de telersvergaderingen in Nederland werd ook stevig gedebatteerd rond de Erwinia-norm, vnl. deze van klasse E. In Nederland mogen geen bacteriezieke planten voorkomen in het veld als men klasse E (of hoger) wil behalen. Voor klasse E klinkt de roep steeds luider om dit te versoepelen. De Europese norm bedraagt maximaal 1% zieke planten, in Vlaanderen is dit 0,2%. Vaststelling is wel dat bij ingevoerde moederpartijen uit Nederland ruim 20% latente bacterie-aantasting bevatten (vnl. Pectobacterium, maar ook Dickeya).

Meloidogyne chitwoodi

De problematiek van de wortelknobbelaaltjes, o.a. M. chitwoodi, is dan weer een ander toenemend probleem. Dit is een quarantaine-organisme, dat echter steeds verder uitbreidt. Rond besmette percelen worden cirkels van 1 km diameter gemaakt met verscherpt toezicht. Binnen deze cirkels werd in 2015 maar liefst 2027 ha pootgoed vermeerderd. In 2014 leidde tot 53 ha die afgekeurd werden door symptomen van wortelknobbelaaltjes (zie hier voor meer info over dit aaltje). Om dit probleem op te lossen richtte de Nederlandse sector in 2015 de stichting Pootgoed Versterkende Maatregelen (PVM) op, om te kijken hoe chitwoodi in de toekomst kan worden aangepakt. Tot op heden nog met weinig succes, waardoor nu steeds luider gevraagd wordt om M. chitwoodi van de quarantainelijst te schrappen, iets waar binnen Europa momenteel weinig animo voor te vinden is. Zoniet vreest men in Nederland op termijn tegen een exportverbod aan te lopen als men de situatie niet onder controle krijgt.