Vorig jaar waren er op grote schaal opkomstproblemen die tot veel discussies geleid hebben, die voor geen enkele van de betrokken partijen aangenaam zijn. Het is ook vaak niet eenvoudig om dé oorzaak aan te duiden. Het is na vorig seizoen duidelijk geworden dat alle schakels in deze keten – pootgoedteler, handelaar, consumptieteler – hun eigen verantwoordelijkheid hebben in dit verhaal.

Naar aanleiding van de problematiek werden door PCA/Inagro een lijst met aanbevelingen opgesteld om correct om te gaan met pootgoed en die verspreid wordt aan de consumptietelers. Deze lijst kan je hieronder lezen of ook downloaden.

Aanbevelingen correct omgaan moet pootgoed

 

Afroepen – Laat het pootgoed afleveren in functie van de voorziene plantdatum. Voorkom onnodig vroege aflevering, tenzij er voldoende mogelijkheden zijn voor een goede bewaring op het bedrijf.

Teelt- en bewaring – Informeer u bij de pootgoedleverancier over de omstandigheden waarin het pootgoed werd geteeld en bewaard. Informeer in het bijzonder naar de omstandigheden waarin het pootgoed werd bewaard tussen het moment van opzakken, certificering en aflevering. Hoelang is het pootgoed uit de koeling? Hoelang zit het al in zakken? Bij welke temperatuur werd het sindsdien bewaard?

Etiketten – Bij de aflevering, moet gecertificeerd pootgoed steeds vergezeld zijn van een fytosanitair etiket: 1 etiket per zak, per big-bag of per vrachtwagen. In de twee laatste gevallen moet de inhoud verzegeld zijn.

Controleren – Controleer de kwaliteit bij aankomst op de hoeve! Neem een staal, was de knollen en controleer op ziekten (lakschurft, zilverschurft, droogrot, natrot, …), gebreken (gesneden knollen, rooischade, drukplekken, …) en sortering.

Normen – Gecertificeerd pootgoed moet voldoen aan de heersende kwaliteitsnormen vastgelegd in het keuringsreglement van het land van herkomst. De handel in pootgoed is opgenomen in de RUCIP-reglementering. Bij vaststelling van gebreken dient de pootgoedleverancier zo snel mogelijk op de hoogte gebracht te worden.

Regen/vrieskou – Laat pootgoed niet in de regen staan! In een film van water kunnen bacteriën zich naar de lenticellen bewegen en de knol infecteren. Bij gevaar voor vorst: pootgoed binnen zetten of voldoende afdekken!

CIPC – Bewaar pootgoed nooit bij consumptieaardappelen! Door dampwerking van met CIPC behandelde aardappelen, kan de kiemkracht van pootgoed aangetast worden. Bewaar pootgoed indien mogelijk in een loods waar nooit CIPC werd toegepast.

Temperatuur – Als pootgoed niet onmiddellijk geplant wordt, is een bewaartemperatuur tussen 7 en 10°C ideaal. Hogere temperaturen leiden tot versnelde kieming.

Licht – Pootgoed mag – in afwachting van het planten – in het licht bewaard worden.

Beluchting – Zorg voor een goede beluchting van pootgoed. Zo voorkom je temperatuurverschillen en condens (vocht). Stockeer bij voorkeur in kisten of los gestort, in een propere loods, in hoeveelheden die verluchting mogelijk maken. Zakgoed zet je best open, zodat lucht kan circuleren langs de zakken. Pootgoed in kippers en bigbags zijn nauwelijks te doorluchten. Bij oplopende buitentemperaturen, wordt de (koude) partij nat, wat aanleiding geeft tot kieming en ziekten.

Kiemen – Houd pootaardappelen zo lang mogelijk kiemvrij. Omstorten en afkiemen versnelt de veroudering en kan resulteren in de verspreiding van ziekten.

Witte puntjes – Bij het planten moet pootgoed “wakker” zijn, dat wil zeggen dat er kleine kiempjes (witte puntjes) zichtbaar moeten zijn. Is dit niet het geval, dan bestaat – vooral onder ongunstige groeiomstandigheden – het risico, dat de periode tussen planten en opkomst zeer lang wordt. Daardoor krijgen ziekten (bv. Fusarium, Rhizoctonia, …) meer kans om poter en kiemen aan te tasten, wat leidt tot een dunne, onregelmatige stand.

Kiemrust – Rassen met een lange kiemrust (Agria, Challenger, …) hebben na een koele bewaring vaak hun maximale groeivermogen bij het planten nog niet bereikt. Dit uit zich in een trage opkomst en langzame beginontwikkeling. Dergelijke rassen moeten voldoende lang uit de koeling zijn vooraleer te planten. Informeer naar dit tijdstip!

Tussentijd – Laat gekoeld pootgoed geleidelijk in temperatuur oplopen. Houd bij voorkeur een periode van twee weken aan tussen het verlaten van de mechanische koeling en het planten. Bij traag kiemende rassen kan dit oplopen tot drie à vijf weken.

Bodem – Voorkom planten in koude, natte grond. Bij het planten is een minimale bodemtemperatuur van 10°C aangewezen. Houd rekening met de geadviseerde plantafstand en plantdiepte. Té diep planten vergroot het risico op rot in natte voorjaren.

Registratie – Noteer per perceel welk pootgoed er werd uitgeplant (ras, potermaat, partijnummer, …) en bewaar alle fytosanitaire etiketten van elke zak of vracht gedurende minstens 5 jaar.

Monster – Houd een monster van het pootgoed apart. Dit laat toe de evolutie van kieming en kwaliteit op te volgen in de weken nadat het pootgoed geplant is.